In juni 2009 nam Jelle Hoitema de lezers van Ut ‘e Buorfinne voor de eerste keer mee op reis naar de Oekraïne. Onder de vlag van World Servants werd daar gebouwd aan een woning voor wees- en zigeunerkinderen. In april van dit jaar ging onze dorpsgenoot voor de vierde keer en mogen we gerust zeggen dat Jelle zo zoetjesaan een bekende Oekraïner is geworden.
De reis er naar toe verliep niet zonder slag of stoot, maar daarover straks meer. Eerst maar even de stand van zaken in Rativci. Jelle vertelt. “Omdat we er meerdere jaren komen heb- ben we ook meerdere huizen gebouwd. Op een veld van misschien wel 700 meter diep komen we eerst het hoofdgebouw tegen en dan vier woningen waar in de loop van de jaren aan is gebouwd. Iedere woning heeft een eigen kleur. Zo heeft de vierde woning een blauw dak.” En om die vierde woning ging het deze keer. “Vorig jaar is die woning geïsoleerd en gestuct en zijn de vloeren er in gelegd. Zo’n huis biedt veel ruimte doordat de bovenverdieping gewoon rechtdoor omhoog loopt. Boven is net zoveel ruimte als onder. De vierde woning was nu helemaal klaar en toen wij daar waren is deze opgeleverd en geopend. Dat werd gedaan door mensen van het dorp, maar ook door mensen van de Hongaarse regering. Hoe dat zit met de Hongaarse regering doet Jelle in het augustusnummer uit de doeken.
De huizen zijn dus erg ruim en dat is ook met- een het fundament voor het mooie van dit project. “In de huizen wonen ouders met eigen kinderen en met weeskinderen. We hebben contact gehad met de ouders van de vierde woning. Daar zijn vier weeskinderen opgenomen en dat zijn volgens mij broertjes en zus- jes. Normaalgesproken worden weeskinderen in Oekraïne uit elkaar gehaald. Ze moeten al zoveel missen en door zo’n scheiding dus nog meer. Maar in de vorm van wonen bij ouders in één woning mag dan weer wel.” De impuls voor het project kwam vanuit de rooms-katholieke kerk. “De pater heeft er op aangestuurd dat er een stuk grond werd gekocht voor het bouwen van huizen voor weeskinderen. Zo is het begonnen. Vandaar dat er ook een kardinaal aanwezig was bij de opening.”
De groep van 2018 bestond uit negen mensen en die kwamen overal vandaan. Wjelsryp, Win- sum, Twijzel, Wolvega, Witmarsum, maar ook uit de omgeving van Rotterdam. Naast technisch inzicht werden er ook spullen meegenomen naar de Oekraïne. “Jazeker, er is hier heel wat gebreid. Truien, sok- ken, wollen dekens en er is ook veel gebracht. Die kwam met dit en die kwam met dat. We hadden wel zes zakken vol met spul. Dat wordt geweldig ontvangen, want het is daar ’s winters erg koud en bovendien groeien de kinderen daar zomaar weer uit die kleren.“
Maar er was meer. “Ik heb ook een doos vol tuinzaden meegenomen, daar hebben ze behoefte aan. Het zaad wat daar vandaan komt levert niets op omdat de kwaliteit gewoon niet goed is. Vooral de arme mensen kunnen dat goed gebruiken.”
Prachtig, maar wat hebben jullie nou allemaal onderweg beleefd?
“Het begon al na de Nederlandse grens waar we in een file terecht kwamen. We hebben wel een paar uur nodig gehad om een paar kilometer af te leggen.” Maar dat was nog niks. “Bij de Oekraïense grens werd de documentatie niet in orde bevonden. We hadden een kopie van het kenteken van onze bus en dat moest het origineel zijn. In Nederland ben ik bij de notaris en bij de rechtbank geweest voor bepaalde stempels. Hiermee kan ik aantonen dat ik van de eigenaar op de bus mag rijden. Afijn, een kopie van het rijbewijs van de eigenaar mee, telefoonnummers, groene kaart en noem maar op. Maar het was niet voldoende. Vorig jaar was het wel voldoende en ging het fantastisch en dus ga je nu op pad met de gedachte dat het goed komt.”
Nee dus…
“Op een gegeven moment hebben we de Hongaarse consul gebeld, want daar heb- ben we wel contacten mee. Hij zei:”Jullie gaan nu weer voor de grens staan en intus- sen bel ik met de douane. Wachten, wachten, wachten, maar op een gegeven moment kwamen er vier man naar ons toe. De boodschap: jullie komen niet verder.” Toen is de Hongaarse concul naar ons toegekomen met een bus en met een grote auto. Wij hebben onze eigen bus op een plek neergezet waar 24 uur bewaking was, we hebben het spul overgeladen en zijn uiteindelijk weer verder gegaan. We zijn dus in een andere bus de grens overgegaan, een bus die hoort bij die vier huizen. We hebben wel vijf uren oponthoud gehad. Al met al was het dus een hele oe heden.”
Hoe kwamen jullie trouwens aan die bus?
“We zochten om een 9-persoonsbus, we hadden hier en daar wat contacten maar we kwamen er niet uit. En zo zie ik Erik Hergaarden. Ik bel hem op, leg hem de situatie uit en vraag hem of hij een adres wist waar wij geschikt aan een bus konden komen. Hij zei, ik heb niet zo’n bus. Ik zei, nee, maar je bent wel een auto-man. Hij zei, hou maar op van zoeken, jullie krijgen een bus en ik regel alles. Hij heeft de bus geregeld en de verzekering en dat was dus eigenlijk de hoofdsponsor. Echt grandioos!”
Wat anders is geworden, is de vlag waaronder er gebouwd wordt. “We heten nu ‘Vrienden van Rativci’ en hebben nu zelf een stichting die vorig jaar is opgezet. De notaris heeft alles in orde gemaakt, het heeft ons niets gekost en daar zijn we natuurlijk heel blij mee. We zijn nu ook bezig met een website want we willen dat de mensen kunnen zien wat we doen en waar het geld heen gaat.
Als je een anbi-status wilt moet je ook een website hebben.”
De acties in Wjelsryp gaan onverminderd door. “Dat loopt fantastisch, maar ik moet erbij zeggen dat de opbrengst van oud-ijzer, potgrond en plastic flessen nu naar World Servants gaat. Er zijn straks een aantal jongeren uit eigen dorp die voor World Servants op project gaan, daar moet zoveel mogelijk geld naar toe.”